Blog Layout

Een warme douche zonder aardgas in Gorinchem

Ilse Bos

Steeds meer bestaande woningen worden aangesloten op warmtenetten als alternatief van aardgas. Die warmte kan zelfs afkomstig zijn van opgewarmd gezuiverd rioolwater, dat normaal geloosd wordt op de rivier. In Gorinchem ontvangen meer dan 2.500 woningen straks hun warmte op deze manier. Op termijn moet ook het oppervlaktewater van de nabijgelegen Merwede dienen als warmtebron.


We zitten er middenin: de energietransitie. Aardgasvrij Nederland is nog een hele uitdaging, maar wel een grote noodzaak. De afspraak in het Klimaatakkoord is dat 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af zijn in 2050. Een goed alternatief voor gas is een warmtenet ofwel stadsverwarming. De eerste stap is de koppeling van 1,2 miljoen woningen aan een warmtenet voor 2030.

Er bestaan al decennialang warmtenetten in Nederland. Met de bouw van nieuwe cogeneratie-elektriciteitscentrales (warmte/krachtkoppeling) ging de energie-efficiëntie flink omhoog, en kwam warm water beschikbaar. Zo ook bij afvalverbrandingsinstallaties. Veel stadsverwarmingsleidingen en aansluitingen waren daarvan afhankelijk. Zo´n 400.000 woningen werden op die manier op warmtenetten aangesloten tot 2019. Inmiddels is er een nieuwe generatie van warmtenetten ontstaan, die draaien op duurzame warmte uit biomassa, aardwarmte, oppervlaktewater (aquathermie of TEO, Thermische Energie uit Oppervlaktewater) en zelfs uit afvalwater (TEA, Thermische Energie uit Afvalwater). Laatstgenoemde is het geval in de Gildenwijk in Gorinchem, waar het publieke energie- en afvalbedrijf HVC verantwoordelijk is voor de aanleg van het warmtenet.


Warmte uit rioolwater

Energie halen uit rioolwater is een bijzondere manier om warmte te winnen. In Gorinchem dus wordt hier volop aan gewerkt en zijn inmiddels 500 woningen aangesloten op het warmtenet. Woningcorporatie Poort6 en de gemeente wilden de Gorinchemse Gildenwijk verduurzamen en uit verschillende analyses kwam een warmtenet als beste oplossing uit de bus. Totdat de ontwikkeling van de warmtebron gereed is, krijgen de reeds aangesloten woningen warmte van een tijdelijk warmtestation. Straks wordt de warmte direct gewonnen uit de waterzuiveringsinstallatie van Waterschap Rivierenland. Het project is gestart in 2019 door Poort6, in samenwerking met HVC dus, en daarnaast met netbeheerder Stedin, waterschap Rivierenland, de gemeente en provincie.


Verloren warmte benutten

Voor het warmtenet wordt duurzame warmte gebruikt uit gezuiverd water. Betrokken gebiedsmanager Cees Wagemaker van HVC legt uit hoe dit werkt. “We gaan rioolwater gebruiken om warmte uit te winnen, dit is water van het waterschap en in de toekomst mogelijk ook van rivieren. De rioolwaterzuivering (rwzi) in Schelluinen van waterschap Rivierenland vangt dit rioolwater uit de Gildenwijk op en zuivert dit. De ‘restwarmte’ vanuit het gezuiverde rioolwater wordt vervolgens gewonnen en opgewaardeerd, waardoor het geschikt wordt voor het warmtenet. Op deze manier komt bijvoorbeeld de warmte van gebruikt douchewater weer terug voor warmte in de woning. Op dit moment wordt de energie van het gezuiverde water vanuit de rwzi via een grote leiding geloosd op de Merwede rivier. We gaan deze energie dus nuttig gebruiken om woningen en gebouwen in de Gildenwijk mee te verwarmen”, vertelt Wagemaker.


Om de warmte in de woningen te krijgen heeft HVC in de afgelopen twee jaar in de Gildenwijk een netwerk van ondergrondse warmteleidingen aangelegd waarop in de eerste fase 1.000 woningen op aangesloten worden. Tegelijkertijd wordt ook een warmtestation gebouwd, naast de leiding van rwzi Schelluinen en naast het kanaal van Steenenhoek, zodat op termijn ook uit oppervlaktewater warmte teruggewonnen kan worden. Eind maart is de bouw van het warmtestation gestart. De verwachting is dat dit warmtestation eind 2025 in gebruik wordt genomen.


Warmtestation

Voor de bouw van de installaties van het warmtestation startte HVC een detailengineering. Het gaat om een warmtepompinstallatie van 2,5 MW, een enorme warmtepomp die de woningen jaarrond van warmte moet voorzien vanuit het warmtenet. Om altijd te garanderen dat er warmte kan worden geleverd, zorgt een tweede installatie voor extra warmte. Uiteindelijk is het de wens om ook deze installatie te vervangen voor een duurzamer alternatief. 


Goede isolatie

De Gildenwijk in Gorinchem werd geschikt geacht voor een warmtenet, omdat de wijk uit veel hoogbouw bestaat met een centrale verwarmingsinstallatie. Bovendien gaat het om relatief oude woningen uit de jaren 60 en 70. Wagemaker: “Dat betekende wel dat er eerst isolatiemaatregelen nodig waren in de flats. Enkel glas werkt niet. Want om warmte efficiënt te benutten vanuit het warmtenet in de woningen, middels een warmtepomp, moeten woningen minimaal geschikt zijn voor de lagere temperaturen”, zegt Wagemaker. De meeste woningen zijn inmiddels door Poort6 gerenoveerd en hebben nu een label B of hoger zoals A++. Verder zijn er ook enkele nieuwbouwcomplexen.


Draagvlak

“Een uitdaging in het project is de draagvlak behouden onder bewoners. Poort6 moet in elk complex instemming ophalen. Pas als 70% van de huurders instemt, kunnen de plannen doorgaan. In het eerste complex bijvoorbeeld ging het om een volledige renovatie van de binnen- en buitenkant van het gebouw. Maar er zijn ook complexen waar alleen de gasaansluiting wordt verwijderd en bewoners elektrisch gaan koken. Voor deze bewoners worden kookworkshops georganiseerd, zodat ze kunnen wennen aan het koken op inductie”, licht Wagemaker toe.


Startmotor Gorinchem

Uiteindelijk hoopt Wagemaker de leerervaringen uit Gorinchem mee te nemen bij de aanleg van nieuwe warmtenetten op andere locaties. “Deze eerste fase hebben we als startmotor veel kennis opgebouwd, zodat we straks versneld meer woningen kunnen aansluiten. De Subsidie Aardgasvrijhuurwoning (SAH) heeft ons in 2020 geholpen bij de start van het project, vervolgens heeft het Nationaal Groeifonds van 18,7 miljoen euro geholpen versneld de tweede fase te starten. Zonder deze subsidie waren we aangewezen op de WIS.”

Het startcluster bestond uit 1.000 woningen en het stadhuis verduurzamen door aan te sluiten op het warmtenet. Vanaf 2025 moet de verdere uitrol van het warmtenet plaats gaan vinden, met in totaal meer dan 2000 woningen. Plannen hiervoor zijn afgelopen jaar door HVC, woningcorporatie Poort6 en gemeente Gorinchem uitgewerkt. En niet voor niets: de verwachting is dat met het warmtenet alleen al in Gorinchem meer dan 1 miljoen m3 aardgas per jaar bespaard wordt.


Over HVC

HVC is een publiek bedrijf en heeft 52 gemeenten en 8 waterschappen als aandeelhouders. Ook de gemeente Gorinchem is aandeelhouder. Samen met de andere aandeelhouders zien zij er op toe welke keuzes HVC maakt. HVC ontving in 2023 een subsidie vanuit het Nationaal Groeifonds, ter waarde van 18,7 miljoen euro, voor verdere investering in uitbreiding van het warmtenet. Dankzij deze subsidie van de Rijksoverheid wordt het warmtenet uitgebreid naar andere wijken in Gorinchem, namelijk Stalkaarsen en de Haarwijk.


Wet- en regelgeving warmtenet

Er zijn veel landelijke ontwikkelingen omtrent wet- en regelgeving en subsidieregelingen voor duurzame warmtenetten, die het ook voor gemeentes aantrekkelijker maken een warmtenet aan te leggen. Bij deze 3 uitgelicht:

  1. In 2022 heeft de toenmalige minister voor Klimaat en Energie al aangegeven voornemens te zijn te besluiten dat in de Wet collectieve warmte (Wcw), de opvolger van de huidige Warmtewet, warmtenetten bij voorkeur integraal, maar in ieder geval grotendeels publiek moeten zijn. Eind 2023 heeft het demissionaire kabinet met deze Wcw ingestemd, en volgt verdere besluitvorming daarover in 2024.
  2. Een tweede, belangrijke wet is de Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie. Deze wet geeft de gemeente de mogelijkheid om uiteindelijk een einddatum voor het leveren van aardgas in wijken vast te leggen. Dit betekent dat in een dergelijke wijk een alternatieve energiebron georganiseerd moet worden, bijvoorbeeld een warmtepomp of als het haalbaar is een collectieve oplossing zoals een warmtenet.
  3. Een derde, landelijke ontwikkeling was de eerste openstelling van de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) in 2023. De overheid stelt jaarlijks 400 miljoen euro beschikbaar voor de aanleg van een efficiënt warmtenet voor kleinverbruikersaansluitingen (kleiner dan of gelijk aan 100kW) in bestaande woningen of gebouwen. Dit wordt een structurele regeling die tot 2030 bedoeld is om voor warmtebedrijven de onrendabele top in een warmtenet-investering te bekostigen.



Dit artikel verscheen als achtergrond premium op de website van het Technisch Weekblad, www.tw.nl



Nieuws over wetenschap

door Ilse Bos 22 november 2024
Het milieu raakt steeds meer vervuild met microplastics. Dat slijtage van autobanden de op een na grootste veroorzaker is, is niet bij iedereen bekend. Slijtage van autobanden in het verkeer leidt tot milieuvervuiling van microplastics in bodem, lucht en waterwegen. Dit was een eye-opener voor Bouw- en infrabedrijf Heijmans, dat besloot een onderzoek te starten naar de afbreekbaarheid van deze microplastics uit bandenslijpsel. Met de juiste micro-organismen blijkt bandenslijpsel inderdaad deels afbreekbaar te zijn. Er komt jaarlijks door verkeer naar schatting 10.000 ton bandenslijpsel terecht in de bodem, waterwegen en in de lucht (bron: RIVM, CE Delft en TNO). De schadelijke gevolgen van deze emissies door microplastics in het milieu zijn jarenlang onderschat, geven de onderzoeksinstituten aan en ziet ook Heijmans in. Bovendien kunnen verschillende chemische middelen die aan bandenrubber zijn toegevoegd leiden tot gezondheidsrisico’s voor mens en dier. Heijmans doet een oproep aan politiek, wetenschap en industrie om te werken aan potentiële oplossingen. In 2023 startte het bedrijf zelf met het in kaart brengen van oplossingsrichtingen. Al in een vroeg stadium ging de denkrichting uit naar de mogelijkheden van biologische afbraak. Een afstudeeronderzoek verricht door Bastiaan van Stokkom, student milieukunde Avans hogeschool Breda, wees uit dat micro-organismen in de bodem ongeveer 7 procent van het rubber afbraken binnen twee maanden. Een bepaalde bacterie was in staat om zo´n 5 procent van de bandenslijpseldeeltjes af te breken. Eye-opener Jan Willem Burgmans, programmaleider biodiversiteit bij bouw- en infrabedrijf Heijmans, zegt dat ze werden wakker geschud op een symposium in 2022 van TNO. “Bermvervuiling had al geruime tijd de aandacht van ons infrabedrijf. We weten dat heel veel bermen geen riolering kennen om vervuiling te verzamelen en af te voeren naar een zuivering. Het gaat vooral om verbindingswegen en rijkswegen. We weten ook dat de toplaag van die bermen steeds meer vervuild raakt. Toch waren de onderzoeksresultaten over de negatieve impact van bandenslijpsel een eyeopener voor ons. Als makers van de gezonde leefomgeving wilden we daar wat mee. Zeker ook met het oog op de grote infrastructurele bouw-, onderhoud en renovatieopgave die ons komende jaren te wachten staat.” Keuze voor schimmel en bacterie In het uitgebrachte onderzoeksrapport in 2024 van Van Stokkom, dat via de website van het bedrijf is op te vragen, is te lezen hoe het onderzoek is uitgevoerd. Samen met Deltares, kennisinstituut voor water en bodem, is een onderzoeksplan gemaakt om de biologische afbraak van bandenslijpsel te testen. Het onderzoek spitste zich in eerste instantie toe op het selecteren van potentieel effectieve bacteriën en schimmels die rubber kunnen afbreken. Uiteindelijk viel de keuze op de bacteriestam Nocardia, die een speciaal enzym uitscheidt dat moleculen in natuurrubber afbreekt, het latex clearing protein (Lcp). Ook werd de schimmel Aspergillus niger apart getest op zijn vermogen om natuurrubber en bandenslijpsel af te breken. Ter vergelijking namen de onderzoekers ook een bodemmonster van met bandenslijpseldeeltjes vervuilde grond mee in de analyse. Deltares stelde laboratoriumfaciliteiten beschikbaar om deze drie verschillende scenario’s te testen. Het experiment liep 60 dagen lang door. We ontdekten dat de bacteriestam Nocardia het beste natuurrubber af kan breken.” Zuurstofverbruik meten Om de biologische afbreekbaarheid te bepalen, werd een bestaand Europees protocol voor de biologische afbreekbaarheid van plastics aangepast in samenwerking met Deltares. In een gesloten proefopzet kon met een respirometer aan de bovenkant van de fles het biologische zuurstofverbruik bepaald worden. Door het theoretisch zuurstofverbruik te vergelijken met het gemeten biologisch zuurstofverbruik, kon er vervolgens een schatting gemaakt worden van de biologische afbraak gedurende 60 dagen. De drukafname in de fles was hierbij leidend. Afbraak langer meten Uiteindelijk bleken de micro-organismen in het grondmonster het meest effectief in het afbreken van het bandenslijpsel: tot maximaal 6,6% was na 60 dagen afgebroken. Bovendien was er een stijgende lijn te zien in de afbraak, en de verwachting is dan ook dat het om een nog grotere afbraak zou gaan als er langer dan 60 dagen gemeten was. “Dit geeft weer hoe de diversiteit aan micro-organismen in de bodem meer verschillende enzymen uitscheiden die elkaar versterken en zo het bandenslijpsel meer volledig af kunnen breken”, aldus Stokkom. De aangetoonde afbraak door de Nocardia-bacterie lag tussen de 2,9% en 5,0% maximaal, met een dalende lijn na 60 dagen. Het afbraakvermogen van de schimmel Aspergillus niger was beperkt. Specialist microbiologie dr. Jan Gerritse, als senior wetenschapper verbonden aan Deltares, is hoopvol gestemd over de eerste onderzoeksresultaten. “We hebben nu gezien dat micro-organismen die in de bodem bandenslijpseldeeltjes tegenkomen, leren om dit gedeeltelijk af te breken. Nu moeten we onderzoeken hoeveel na langere tijd afbreekt, want met die informatie kunnen we aan oplossingen werken.” Vervolgonderzoek moet dus uitwijzen óf en hoever deze percentages verder stijgen bij langdurige blootstelling van de microplastics aan de geteste micro-organismen. Ook moet er meer bekend worden over de interacties tussen de micro-organismen onderling, en wat dit doet met de afbraak. Advies: zelfreinigende afwateringsgoot De onderzoekers raden een zogenoemde zelfreinigende afwateringsgoot aan. Deze goten vangen het bandenslijpsel af in de berm wanneer deze van de weg afspoelen met het regenwater. In deze goot kan het afstromende water dan gefiltreerd worden waar bandenslijpsel, metalen en oliën zich binden aan het filter. Maar bandenslijpsel biologisch laten afbreken is slechts een deel van de oplossing, concludeert Stokkom in het rapport. Want bandenslijpsel kan ook via emissies als fijnstof in de lucht terechtkomen, of het stroomt van het wegdek richting de bodem of het water. De deeltjes die in de lucht beëindigen breker moeilijker af, en zijn dus schadelijker voor de luchtwegen van mens en dier. Afvangen aan de bron en duurzamer produceren Daarom zijn er alternatieve oplossingen nodig waarnaar gekeken moet worden om emissies te voorkomen, in plaats van de deeltjes achteraf op te ruimen. Het zou dan ook beter zijn om bandenslijpsel af te vangen aan de bron tijdens de productie, door bijvoorbeeld gebruik te maken van het elektrostatische effect van bandenslijpsel. Of om gebruik te maken van duurzame materialen die makkelijker biologisch af te breken zijn, aldus Stokkom. Zo publiceerde Goodyear in 2023 een campagne waarin ze een auto- en vrachtwagenband produceerde, die was gemaakt van 70% hernieuwbare materialen. Ook zouden deze banden minder afhankelijk zijn van de olie-industrie. TNO noemt de ontwikkeling van duurzame autobanden in hun top 5 van meest efficiënte maatregelen tegen de vervuiling van microplastics in het milieu, naast onder andere innovaties in verpakkingsmateriaal en bewust consumeren. Dit artikel verscheen als achtergrond premium op de website van www.tw.nl
door Ilse Bos 18 november 2024
Fytosanitair onderzoek moet zieke planten buiten de EU-grenzen houden. De kans op ziekten en plagen in de landbouw en groene ruimte neemt namelijk toe door de wereldwijde handel in planten(materiaal) en het toerisme. Importinspecties, soort specifieke detectiemethoden en biologisch onderzoek moeten de risico’s indammen. De wereldwijde handel in planten en plantaardige producten neemt toe en daarmee ook het risico op plantenziektes. Ziekten en plagen in bijvoorbeeld de landbouw die meeliften met de planten, plantenbestanddelen, via substraat en verpakkingsmateriaal. Sommige planten zijn een risico voor de teelt of het openbaar groen in Nederland, of andere delen van Europa. Ook door toerisme is er een hoger risico op deze verspreiding van plantenziektes en plagen. Potentieel schadelijke organismen, zoals insecten, virussen, bacteriën en schimmels, kunnen zo de voedselveiligheid in gevaar brengen. Hygiëne voorop in het fytosanitair onderzoek Het is belangrijk dat je hygiënisch en kwalitatief goed te werk gaat met plantenmateriaal. Dat houdt het risico van introductie en verspreiding van schadelijke plantpathogene organismen zo laag mogelijk. Het uitgangsmateriaal, planten bestemd voor de consument en groene ruimte, moet vrij zijn van infecties. Importeurs van plantmateriaal, zoals bloemisten en telers, voorkomen zo dat er verontreinigingen ontstaan in vervolgstappen tijdens het werken met dit materiaal. Met welke technieken detecteer je schadelijke organismen? Biologische screening van schadelijke organismen helpt bij het uitvoeren van goed fytosanitair onderzoek . Het ontwikkelen van efficiënte detectiemethoden voor het opsporen van de schadelijke micro-organismen is daarom onderdeel van fytosanitair onderzoek. Te denken valt aan een DNA-test als een Polymerase Chain Reaction (PCR) en/of sequencing of detectie op basis van eiwitten met een enzyme-linked immunosorbent assay ( ELISA ). Het gaat er vooral om de gevaarlijke organismen tijdig in beeld te krijgen. Daar zijn dus specifieke detectiemethoden voor nodig vanuit het laboratorium, zoals de stichting Bloembollenkeuringsdienst BKD in huis heeft. Bestrijding en monitoring in fytosanitair onderzoek De Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (nVWA) en de keuringsdiensten voeren een fytosanitair inspectieprogramma uit in alle schakels van de plantaardige productieketens. Met name bij de import van plantmateriaal zijn nauwkeurige inspecties vereist. De Nederlandse overheid heeft de internationale plicht om de garantie af te geven dat plantaardige producten op het moment van export voldoen aan de fytosanitaire eisen van het land van bestemming en vrij zijn van schadelijke organismen. Als blijkt dat het plantaardige product in het land van bestemming niet voldoet aan de eisen, dan wordt het product afgekeurd en vernietigd of teruggezonden en ontvangt Nederland een notificatie. Meer over fytosanitair onderzoek, do´s en dont´s en tips en valkuilen, zijn te lezen op de website van LabInsights, www.labinsights.nl 
Meer publicaties
Share by: